Metamorfose (deel 2)

Het verhaal van Hans. Hij werd geïnterneerd en verblijft momenteel in het Forensisch Psychiatrisch Centrum in Gent.

Welkom voor mij onbekende lezer.

 

Toen mij de vraag gesteld werd of ik wilde meewerken aan deze site om via een blog mijn levensverhaal te vertellen dacht ik in eerste instantie dat er in de buitenwereld waarschijnlijk niet veel mensen op mijn verhaal zaten te wachten.

 

Tot het tegendeel bewezen is, wil ik de volgens mij zeer kleine groep geïnteresseerde mensen meenemen op het pad van mijn leven als geïnterneerde.

 

Ik ben een vijftigplusser met een ex-vrouw en volwassen kinderen zoals er wel meer rondlopen op deze aardkloot. Het verschil met de meeste is echter dat ik door omstandigheden een gerechtelijk verleden met me meedraag en door deze feiten niet meer over mijn vrijheid beschik. Als geïnterneerde hang ik voor mijn terugkeer in de maatschappij af van een hele resem factoren. In de gevangenis had ik geen toekomstperspectief, maar nu ik, sinds twee jaar, door de nieuw ingeslagen weg voor de behandeling van geïnterneerden, in een FPC verblijf, kan ik dankzij de intensieve begeleiding weer werken aan, en dromen van, een veilige toekomst in de maatschappij, zowel voor mezelf als voor anderen.

 

Stapsgewijs zal ik jullie deelgenoot maken van belangrijke momenten in mijn leven, niet om begrip te krijgen, niet om vergeven te worden, maar in de hoop dat ik met mijn verhaal als was het maar één iemand kan helpen en voorkomen dat hij of zij het zover laat komen als dat ik heb gedaan.

 

Veel leesplezier en dank je voor de interesse.

 


 

 

Deel 2. Van de school tot in het Casino

 

Ik ben geboren in een warm nest. Papa, een ex – militair, verdiende goed geld in de verzekeringsbranche. Mama bleef in de beginjaren thuis om voor mij en mijn vijf jaar oudere zus te zorgen. Mama is een echte moederkloek die mij en m’n zus, maar ook mijn vader verwent. Pas als ik een jaar of tien ben gaat ze uit werken en runt ze samen met een vriendin een kinderwinkel in een Limburgse stad. Toen ik vijf was zijn we verhuisd vanuit de stille Kempen naar een Limburgs dorp op een boogscheut van Hasselt.

 

Ik was een braaf kind. Nooit rebels, nooit buiten de lijntjes kleurend. Op school deed ik goed mijn best en op de sportclub ging ik voor wat ik waard was, opgaand in de massa. Ik oogde gelukkig en zorgeloos voor de buitenwereld. Schijn bedriegt echter. Ik werd onophoudelijk gepest, om mijn niet Limburgse afkomst, om mijn kledij, gewoon om mijn ik zijn. Innerlijk bloede ik onophoudelijk en kerfden de niet aflatende, kwetsende, verbale en fysieke terreur in mijn jonge lichaam. De buitenwereld zou nooit weten wat er in mij omging, alles werd verdreven naar de achtergrond, ver weg in het geheugen. Stukje per stukje werd in het brein een explosieve cocktail van pijn, frustratie en zin op wraak opgebouwd zonder dat wie dan ook er iets van merkten. Onzichtbaar, onbegrijpelijk en met een timer waarvan niemand wist wanneer de bom tot ontploffing zou komen leefde ik mijn leven. Deze lijdensweg bewandelde ik tussen mijn vijf en half jaar en m’n zestien jaar parallel met de gelukkige jeugd thuis en in m’n vrije tijd.

 

Na de middelbare school trok ik naar Antwerpen waar ik aan de universiteit ging studeren in een economische richting. Ik betrok er een studio op een kilometer van de Campus, op een kleine twee kilometer van het kot van mijn bloedmooie twee jaar oudere vriendin. De pesterijen lagen ver achter me. Hier werd ik in mijn nieuwe vriendenkring populair en gerespecteerd.

 

Op een doordeweekse avond waagde ik me, in de uitgangsbuurt rond het Centraal Station van Antwerpen, aan een bezoekje in een speelhal. Tal van videospelen vergezeld van de nodige flitsende geluiden vulden de ruimte, uitnodigend verlicht maar met de nodige flair om de discretie van de klanten te waarborgen. Ik werd aangetrokken door een spelletje in de hoek. Na bij een speler te hebben geïnformeerd hoe het werkte deed ik een gokje van € 2,5 Euro (toen 100 frank). Zonder winst en verdere aandacht verliet ik enkele minuten later het pand. Niet beseffend dat vanaf dan, op negentienjarige leeftijd, het leven nooit meer zou zijn wat het is en zeker nooit meer zou worden wat het was.

 

Een klein half jaar later overhandigt de receptioniste van het Casino van Namen mij m’n dagpas. Ik heb zelfs m’n identiteitskaart niet moeten tonen. Hier kent m’n z’n klanten die van de privéparking gebruik mogen maken. Klanten die met de glimlach hun geld verliezen en stilaan tot de meubelen behoren. Of hebben we die alleen maar betaald?

 

De zaalwachter spreekt me aan met m’n voornaam als hij de statige deur naar de speelhal opent. Hij weet dat ik niet zal vergeten zijn fooi te geven bij het binnenkomen ipv bij het verlaten van het Casino. Kwestie van ervaring, kwestie ook van nog geld in je zakken te hebben.

 

Ik stap de gigantische speelzaal binnen. Hier valt alles van me af. Het diep rode vaste tapijt, de groene speeltafels, de geur van angstzweet, het geluid van het rollende balletje in de eerste roulette die ik passeer. Het Casino neemt het hier over van mijn eigen ik. Nu verdwijnt alle pijn uit mijn gekwelde lichaam.

 

Wordt vervolgd...

Terug